Eind 2011 was er plots veel heisa rond de firmawagens. Veel werknemers krijgen een wagen als vorm van verloning, en dus bedacht de regering dat daar wel eens stevig wat centjes zouden kunnen te rapen zijn. Wat is er nu precies veranderd? En is die bedrijfswagen nog wel interessant?
In concreto komt het erop neer dat het belastbare “voordeel van alle aard” niet meer zal bepaald worden op basis van de afstand tussen de woonplaats en het werk, maar dat de catalogusprijs van de wagen en de CO2-uitstoot die voor die wagen geldt een belangrijke rol zullen spelen. Er wordt niet meer gekeken naar of je nu verder of dichter dan 25 kilometer van het werk woont: de wagens die het zwaarst wegen op het milieu zullen het duurst worden. Voor sommigen een plus, voor anderen een stevige min…
Best laat je dus de sportievere of luxueuzere modellen staan, hoe leuk deze er ook mogen uitzien. Als je toe bent aan een nieuwe firmawagen, ga je best af op de hoeveelheid CO2 die in de lucht geblazen wordt. De minder interessante modellen zullen na een tijdje uit de lijst met bedrijfswagens verdwijnen, wat dan wel interessant is voor het milieu. En misschien biedt je werkgever je ook de mogelijkheid om voor een alternatieve optie te kiezen: een abonnement op bus of trein, een voordeligere kilometervergoeding voor wie de fiets van stal haalt, een hoger brutoloon? Indien je de firmawagen niet echt nodig hebt voor het werk, kunnen deze voorstellen het overwegen waard zijn.
Firmawagens afschrijven als “niet meer nodig”, is weliswaar een brug te ver. Het voordeel zit niet alleen in de uitjes die je kan maken in het weekend met de bedrijfswagen, of dat je er ook de kinderen mee van school kan halen. Kosten van het tanken, het onderhoud, taksen en verzekering – allemaal zaken waar je je als chauffeur geen zorgen meer over hoeft te maken. En die gerustheid is voor velen toch nog steeds dat extraatje belasting waard.